Bij artrose (slijtage van het kraakbeen) van de knie kan het aangetaste kraakbeen helaas niet vervangen worden door nieuw kraakbeen, wel kan het gewricht of een gedeelte van het gewricht vervangen worden door een prothese (kunstgewricht). De meest toegepaste techniek is de totale knieprothese, waarbij zowel het gedeelte van het dijbeen als het scheenbeen vervangen wordt door een metalen component waartussen een kunststof lager zit. Afhankelijk van de slijtage en andere factoren zoals bijvoorbeeld reuma, wordt ook de achterzijde van de knieschijf door een kunststof schijfje vervangen.
Dankzij de kunstknie krijgen patiënten een beter en actiever leven, waardoor ze ook weer actief aan sociale activiteiten en arbeid kunnen deelnemen. Meer dan 90 % van de patiënten met een totale knie prothese zal na de operatie de pijn kwijt zijn en een verbeterde beweeglijkheid van de knie ervaren. De kunstheup wordt weliswaar beschouwd als een van de meest, zo niet de meest succesvolle operatie van de laatste 50 jaar, echter de totale knieprothese heeft een inhaalslag gemaakt de laatste jaren, mede door verbeterde prothesen en betere technieken om de prothese te plaatsen. Zo heeft de kunstknie en heeft inmiddels het succes van de kunstheup benaderd. In de nabije toekomst zullen dan ook meer knieprotheses dan heupprotheses worden geïmplanteerd. Wereldwijd wordt er 85% tevredenheid van patiënten na plaatsing van een knieprothese aangetoond. Dit geeft ook aan dat 15% niet zo tevreden is. Vaak is dit omdat de knieprothese niet voldoet aan de verwachtingen die de patiënt voor de operatie had. Belangrijk hierbij is vooral de indicatiestelling, tijdstip van operatie, goede uitleg en vooral realistische verwachtingen.
Totale knieprothese of gedeeltelijke prothese?
De meest gebruikte prothese is de totale knieprothese, die het geheel van kraakbeen van dijbeen en scheenbeen vervangt.
Wanneer alleen de binnen- of buitenzijde van de knie aangedaan is met verder nog goede banden, kan er besloten worden om een alleen dit gedeelte van de knie te vervangen met een halve knieprothese (ook wel hemi knieprothese of unicondylaire prothese genoemd).
Ook als alleen het kraakbeen van het gewricht tussen de knieschijf en het dijbeen aangedaan kan er gekozen worden om alleen dit gedeelte te vervangen met een zo genaamde patello-femorale prothese.
Techniek voor plaatsing van een knieprothese
De kniechirurgen van de associatie orthopedie in het Sint Trudo ziekenhuis gebruiken 3 verschillende technieken om een knieprothese te plaatsen.
Techniek 1
Traditioneel wordt het kraakbeen weg gezaagd van het dijbeen en het scheenbeen met behulp van een staaf die in of buiten de schacht van het bot wordt geplaatst, waarmee de knie handmatig kan worden uitgelijnd. Na het uitlijnen van de knie worden de zaagvlakken bepaald met behulp van richtinstrumenten en zaagblokken. Deze techniek is wereldwijd de meest gebruikte techniek en toont zeer goede resultaten aan.
Techniek 2
Sinds 2008 is het mogelijk om patiënt specifieke zaagmallen vóór de operatie te laten maken op basis van een scan die dan tijdens de operatie worden gebruikt om het kraakbeen weg te zagen. Op basis van deze zaagvlakken wordt te prothese dan geplaatst.
In de volksmond wordt dit dan "een prothese op maat" genoemd. Dit is niet correct, omdat eenzelfde prothese wordt geplaatst als bij de andere methoden, maar de mallen om de zaagvlakken te maken worden op maat gemaakt. Mede gezien de productiekosten bestaat een prothese op maat momenteel nog niet. De associatie orthopedie van Sint-Trudo ziekenhuis is één van de pioniers geweest van deze techniek.
Techniek 3
Sinds 2018 gebruiken we in Sint Trudo ook een robot geassisteerde techniek om het kraakbeen weg te zagen. Hierbij worden 2 pinnen in het dijbeen en 2 pinnen in het scheenbeen geplaatst, waarmee de robot kan uitlezen hoe de zaagvlakken moeten worden uitgevoerd, waarop de prothese zal worden geplaatst.
Ondanks dat de nieuwere technieken heel sterk gepromoot worden door technische bedrijven en orthopedisten blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat al deze methoden gelijkwaardig zijn aan elkaar wat betreft patiënttevredenheid na het plaatsen van een knieprothese.
Elke methode heeft zijn eigen voor- en nadelen en afhankelijk van de patiënt kan een van deze technieken worden toegepast.
De kniespecialisten van de associatie orthopedie in het Sint-Trudo ziekenhuis hebben ruime ervaring met al deze technieken en gebruiken per patiënt specifiek de juiste methode om een optimaal resultaat te behalen,zonder beïnvloed te zijn door de promotie vanuit technische bedrijven.
In tegenstelling tot de eerdere technieken is deze laatste techniek (robot-geassisteerd) momenteel nog in fase 3 klinische onderzoek, waarbij de klinische resultaten nog moeten bevestigd worden. Deze robot geassisteerde techniek wordt door de associatie orthopedie Sint- Trudo dan ook alleen gebruikt in specifieke gevallen als de indicatie aansluit op de techniek.
Uit ervaring blijkt dat de resultaten bij deze 3 technieken gelijkwaardig zijn naar tevredenheid van de patiënt. De voornaamste factoren naar eindresultaat, zijn vooral de indicatiestelling, verwachtingsmanagement en de zorgen voor en na de operatie met een goed pijnbeleid en revalidatie.
Vandaar dat Dr. Janssen en Dr. Mievis nu binnen het ziekenhuis een rapid recovery programma ontwikkelen waarbij er gestreefd wordt naar maximale zorg rondom het plaatsen van een knieprothese.
Wanneer is een knieprothese verstandig?
Wanneer ondanks alle andere behandelingen voor artrose er veel pijn en functiebeperking blijft bestaand, kan een knieprothese een goede oplossing zijn. Een graadmeter voor de ernst van pijn die een knie prothese verantwoordt, is pijn 's nachts en een loopafstand korter dan 10 minuten.
Hoe lang gaat een knieprothese mee?
De levensduur van een knieprothese varieert heel erg en is afhankelijk van meerdere factoren zoals het lichaamsgewicht, de activiteitsgraad en eventuele trauma’s. De prothese is bedoeld voor dagelijks gebruik. Een overbelasting door bepaalde sporten en overgewicht verkort de levensduur van de prothese. Als een knieprothese los gaat zitten of is versleten, kan een revisie totale knieprothese worden overwogen.
Hoe lang duurt een ziekenhuisopname voor een knieprothese?
In tegenstelling tot jaren geleden waarbij patiënten enkele weken in het ziekenhuis verbleven na een prothese van de knie is het tegenwoordig de bedoeling om na een knieprothese zo snel mogelijk in de eigen thuisomgeving of een omgeving die beter is ingericht voor revalidatie, verder te revalideren. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat dit leidt tot een beter voorspelbaar en sneller herstel na een knieprothese. U kunt de dag van de operatie in principe al stappen door de kamer met hulp van de kinesist. Er wordt gestreefd om na 3 dagen met ontslag te gaan
Hoe kan het herstel na een knieprothese worden bevorderd?
Een goede kniefunctie (strekken en buigen van de knie) vóór de operatie bevordert het herstel na de operatie. Fietsen en strekoefeningen zijn hierbij zinvol. Na de operatie gaat het herstelt sneller als de strekking van de knie goed wordt geoefend en er veel aandacht wordt besteed aan de manier van stappen (een symmetrisch stap patroon). Dit zal onder begeleiding gaan van een kinesist. Een knieprothese operatie vergt een actieve inzet met veel oefenen. De revalidatie na een knieprothese is de gulden middenweg zoeken: niets doen is niet goed, maar teveel doen is ook niet goed! Geduld is ook belangrijk. De knie geeft zelf aan als er teveel is gedaan en de knie overbelast raakt. Een jaar na de operatie is de eindsituatie bereikt.
Bepaalde factoren zoals de conditionele toestand van de patiënt, de psychische toestand van de patiënt, nevenaandoeningen en medicatiegebruik kan het revalidatieproces na een knieprothese beïnvloeden. Het is dan ook van belang deze factoren rondom de operatie te optimaliseren.
Kan men met een knieprothese sporten?
Een knieprothese is een “kunstknie”. Een knieprothese is gemaakt van speciale materialen die in de loop van de jaren wel kunnen slijten. Een knieprothese is bedoeld voor dagelijks gebruik, waarbij sporten als fietsen, wandelen en golf mogelijk zijn en zijn toegestaan. De levensduur van een knieprothese blijkt korter als mensen de knie fors belasten bij hardlopende of springende sporten (zoals hardlopen, zaalsporten, skiën en contactsporten). Naast dat deze zwaar belastende sporten vaak niet mogelijk zijn worden deze sporten ook niet geadviseerd om de levensduur van de prothese optimaal te houden.
Heeft een knieprothese ook beperkingen?
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de juiste verwachtingen belangrijk zijn voor de mate van tevredenheid na een knieprothese operatie. Negentig procent van de mensen heeft na een operatie geen artrosepijn meer. De mate van beweeglijkheid van de knie is, na een knieprothese, afhankelijk van uw eigen spieren. Knielen en hurken kunnen de meeste mensen na een knieprothese moeilijker. Een goede kniefunctie vóór de operatie leidt tot een betere beweeglijkheid van de knie na een kunstknie operatie. Het litteken van de operatie leidt tot een verminderd gevoel van de oppervlakkige huid aan de buitenzijde van de knie. Dit kan geen kwaad en heeft geen gevolgen voor de beweeglijkheid of functie van het been.
Wondinfectie
De kans op een infectie na het plaatsen van een knieprothese wordt ingeschat op 2 tot 4%. Twee tot 4 van de honderd geopereerde patiënten krijgt hier dus mee te maken. Wel is het zo dat individuele omstandigheden dit percentage kunnen beïnvloeden. Over het algemeen kunnen wondinfecties na 5-14 dagen na de ingreep zichtbaar zijn, soms later. Wondinfecties zijn zichtbaar door roodheid van de wond, pijn aan de wond en door temperatuursverhoging. Zo nodig wordt aanvullend onderzoek verricht, bijv. door het afnemen van bloed. Behandeling kan bestaan uit rust, observatie van de wond, toediening van antibiotica en soms zelfs een heroperatie. Hiermee wordt een infectie van de prothese geprobeerd te voorkomen.
Als in de thuissituatie meer roodheid, een forse toename van pijn optreedt of u ziek/koortsig wordt, moet u contact opnemen met de het secretariaat Orthopedie. Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met de orthopedist van wacht.
Het starten van antibiotica zonder gedegen onderzoek (oa. punctie van de knie) wordt zeer sterk afgeraden en kan de behandeling zeer nadelig beïnvloeden.
Nabloeding
De eerste 24 uur is de kans het grootst dat de wond nabloedt. Een drukverband is voor de eerste dagen al aangelegd. Bij veel bloedverlies of een nabloeding is soms een bloedtransfusie nodig om het tekort aan te vullen. Een tweede operatie is zelden noodzakelijk.
Trombosebeen
Alle patiënten die een knieoperatie ondergingen, hebben een kans op een trombosebeen. Hierbij ontstaat een bloedpropje in een van de beenaders. Het been wordt dan dik, pijnlijk en rood. Om dit te voorkomen krijgen patiëmtem vanaf de operatie bloedverdunnende medicijnen (injecties met Fraxiparine), tot 6 weken na de operatie. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat extra compressiesokken hierbij geen toegevoegde waarde hebben.
Loslating
Knieprothesen hebben een beperkte levensduur en kunnen na 15-20 jaar door bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld een infectie of slijtage van de prothese) loslaten. In sommige gevallen gebeurt het ook eerder. Een nieuwe operatie is dan meestal noodzakelijk. Zeker 9 van de 10 patiënten hebben echter minimaal 10 jaar plezier van hun prothese.
Eén van de redenen van vervroegde loslating kan ook zijn dat er een sluimerende infectie aan ten grondslag ligt. Dit is een infectie die zich niet direct presenteert met heftige infectie symptomen, maar alleen met loslating van de prothese. Om een vroege loslating bij een eventuele revisie van de knieprothese, moet deze oorzaak dan ook steeds worden uitgesloten.
Verstijving
Soms maken patiënten heel sterk littekenweefsel aan binnen in de knie, waardoor de knie een forse functiebeperking blijft houden. Hierdoor kan het revalidatieproces fors worden vertraagd. In de meeste gevallen kan door intensiveren van de oefeningen met de kine en thuis uiteindelijk toch een goed resultaat worden verkregen. In uitzonderlijke gevallen kan er echter toch nood zijn om de knie te mobiliseren op de operatiekamer onder narcose .
• Als u spontaan heel veel pijn krijgt;
• Als er ontstekingen rondom de wond of het litteken ontstaan;
• Bij koorts (>38,5gr C°).